Plaatselijke kerkgeschiedenis

Historia docet: De geschiedenis onderwijst ons.

De eerste helft van deze beschrijving is ontleend aan de in 1983 door ds. S.S. Cnossen geredigeerde beschrijving. De tweede helft tot en met "Herdenking Vrijmaking" is van de hand van L. Ensing.

De instituering van de gemeente

De stoot tot het stichten van de kerk te Mariënberg kwam vooral van de kant van de gemeente te Vroomshoop. In Beerzerveld, dat onder Vroomshoop ressorteerde, was al in 1926 de begeerte naar een eigen gemeente levendig geworden. De kerkenraad van Vroomshoop mag met ere worden genoemd, omdat hij niet alleen geen tegenwerking bood maar zelfs hartelijk met het verlangen instemde. Hij zegde zelfs toe de kerkelijke bijdragen afkomstig van Beerzerveld en Beerzerhaar te zullen teruggeven als aanvangskapitaal voor de nieuwe gemeente, met terugwerkende kracht tot twee jaar toe.
Aanvankelijk leek het er op dat de nieuwe kerk de kerk te Beerzerveld zou gaan heten. Dat kwam mee doordat Bergentheim de nieuwe gemeente eigenlijk niet zag zitten. Een commissie van voorlopig onderzoek kwam, aangemoedigd door de kerkenraad van Vroomshoop, er toe ook Diffelen en Beerze er bij te betrekken. Toen de classis op 1 juli 1927 besloot ook van haar kant een commissie van onderzoek in te stellen had de eerstgenoemde commissie al een peiling gedaan met betrekking tot de eventuele financiële mogelijkheden van de nieuwe gemeente, als die er zou komen.
Door een goede samenwerking tussen de plaatselijke en classicale commissies kwamen een paar belangrijke zaken rond. Besloten werd niet te Beerzerveld te bouwen maar te Mariënberg, wat samenhing met de aan de classis voor te stellen grenzen van de nieuwe gemeente. Daarbij werden inderdaad ook Beerze en Diffelen gebracht binnen haar ressort.
Op 2 november 1928 kon de feitelijke instituering plaats vinden door de bevestiging van een achttal ambtsdragers, vier ouderlingen en vier diakenen. Nog in 1929 kon de eerste predikant bevestigd worden: ds. A. J. Boss. Hij bleef slechts drie jaar maar dat was in die tijd meer gewoon dan ongewoon. Hij werd opgevolgd door ds. P. H. Wolfert, die hier kwam in het voorjaar van 1933. Maatschappelijk gezien was dat toen het dieptepunt van de moeilijke dertiger jaren. En toch is er toen veel gedaan. Dat zien we onder het volgende kopje.

Kerkbouw

Al voordat het definitieve besluit van de classis viel, werd beslag gelegd op een bouwterrein voor kerk en pastorie: 30 are van een perceel van W. Timmerman, gelegen langs de waterleiding, voor de prijs van 20 cent de vierkante meter! Op 8 maart 1929 werd een houten noodkerk in gebruik genomen. houten kerkgebouw De bedoeling was, dat deze 10 15 jaar dienst zou doen. Financieel gezien kwam dat goed uit. De rentekosten waren laag en een predikantstraktement was in de toenmalige situatie een heel bedrag. Toch bleek om een verblijdende reden de situatie niet houdbaar. Gods zegen was over de nieuwe gemeente. Er moest een echte kerk komen, want het zielental steeg vrij snel. Bij de instituering was het ongeveer 400. Na enkele jaren was men de 500 gepasseerd. Dat kwam vooral doordat gezinnen, die nog wat opgezien hadden tegen de overgang vanuit hun oude gemeente naar de nieuwe, toch op den duur die overgang maakten. Er was dus een vrij groot tekort aan plaatsen in de noodkerk. Maar ds. Wolfert bleek van aanpakken te weten. Nog in het jaar van zijn intrede was er al weer een bouw-commissie aan het werk, waarvan de dominee voorzitter was.

In januari 1934 kreeg op een gemeentevergadering de kerkenraad het zover dat verder gewerkt kon worden. Wel was er blijkbaar ook toen een maximum gesteld voor wat het mocht gaan kosten. Toen immers de laagste inschrijver voor nog geen f 14.000 had ingeschreven viel dat bedrag toch te hoog uit en moest er weer een gemeentevergadering worden gehouden. Mooi is het dan te lezen van de geloofsmoed en offerbereidheid in een bijzonder arme tijd. Men aanvaardde dat God het goede werk dat was begonnen, ook zou voleinden. De opdracht kon worden gegeven. Eerst werd de noodkerk op turflorries ach-teruitgereden, zodat daar tijdens de bouw nog gebruik van kon worden gemaakt. Op 25 febr 1935 kon de nieuwgebouwde kerk in gebruik worden genomen. Goede jaren braken aan voor de gemeente. Ds. Wolfert bleef langer dan zijn voorganger. Hij stond hier in een tijd van kandidatenovervloed en weinig beroepen, maar leed daar persoonlijk niet onder. Hij heeft veel werk mogen doen in een gemeente, die langzamerhand groeide naar de 700 zielen.

Oorlog en Vrijmaking

In 1940 brak de tweede wereldoorlog uit. Predikant en kerkenraad wisten waar ze moesten staan. Leden van de gemeente gaven hun leven in de strijd tegen de bezetters. Hun nagedachtenis wordt met die van anderen geëerd door het monumentje aan de Nieuweweg. Bij een beschieting van de spoorlijn werd de kerk beschadigd. De glas-in-lood ramen aan de zuidwestkant werden vernield. Later zijn ze weer zo goed mogelijk hersteld. Een bijzonder zware slag trof de gemeente vlak voor de bevrijding, toen ds. Wolfert bij Wierden werd gefusilleerd, nadat hij als gijzelaar was gevangen genomen. Extra moeilijk was dit verlies, omdat de gemeente in deze tijd bijzondere leiding nodig had. Behalve de natio­nale strijd was aan de kerken ook nog een andere strijd opgedrongen, en dat nog wel door haar eigen generale synodes van die oorlogsjaren.
Tegen alle waarschuwingen in werden, zowel in confessioneel als in kerkrechtelijk opzicht, dwingende besluiten genomen, die door kerken, die zich gereformeerd wensten te blijven noemen, niet aanvaard konden worden.
De vrijmaking was inmiddels in andere plaatsen al een feit geworden. De grote meerderheid van kerkenraad en gemeente stond tegenover die vrijmaking posi­tief. De kerkenraad wilde echter graag eerst weer een predikant hebben, voordat een beslissing werd genomen.
Die predikant werd ds. K. D. Gerber. Hij werd hier bevestigd in maart 1946. Twee maanden later werd tot vrijmaking besloten. Helaas was dit besluit voor enige kerkenraadsleden en ruim 200 leden van de gemeente reden om zich af te scheiden en een ‘synodale’ gemeente te stichten. Men vraagt zich af of deze leden toen zo zouden hebben gekozen als ze hadden kunnen voorzien waar het op uit zou lopen met die kerkgemeenschap waar men toen bij ging horen.

Ontwikkeling na de Vrijmaking

Na de vrijmaking begon een periode van verdere uitbouw. Wel allereerst in geestelijk opzicht. De vrijmaking bracht met zich mee een nieuwe bezinning op Gods Woord en ook op de rijkdommen van de gereformeerde belijdenis. Dat kwam uit in de prediking en ook in de groei van het verenigingsleven. De om zich heen grijpende Woord-verlating in allerlei kring maakte bezinning nodig op politiek en maatschappelijk terrein. Niet minder moest aandacht worden gegeven aan getrouwheid ten opzichte van het onderwijs aan de kinderen van het verbond. Bij bezinning kon het op den duur niet blijven. Keuzes moesten worden gemaakt en werden gemaakt. Pijnlijk was het toen te moeten aanzien dat opnieuw een weliswaar beperkt, maar toch altijd weer te groot deel van de leden de band aan de gemeente losmaakte. Zoals het ook pijnlijk was toen ds. Gerber, kort na zijn vertrek naar Hengelo, zijn vrijmaking van eerder verloochende.
Maar het zou niet goed zijn, alleen te wijzen op wat zeer deed en moeite was. In een tijd dat kerken hoe langer hoe minder bezet raakten groeide door Gods goedheid het zielental tot boven de 750, en werd het kerkgebouw opnieuw te klein voor twee overvolle diensten. In een tijd waarin catechisaties veranderd werden in clubs die hoe langer hoe minder werden bezocht, wordt - weer door Gods genade - hier nog catechisatie gegeven aan een grote jeugd, die trouw opkomt. Een grote gereformeerde streekschool mocht in Mariënberg gevestigd worden, een kostbaar geschenk dat biddend en wakend moet worden vastgehouden.
Wij hebben ons die zegeningen niet waard gemaakt. Zoveel te meer moet onze God er voor geprezen worden. Hoeveel werkt het immers niet uit. We weten best dat we vaak reden hebben tot teleurstelling. Er zou zoveel meer ijver kunnen zijn. Maar wat ons al zo vaak stil van dankbaarheid heeft gemaakt is dat de bediening der verzoening zo rijke vruchten blijkt te dragen als je verkeert aan ziek- en sterfbedden. Terug naar de historie. Ds. Gerber was hier elf jaar. Hij werd opgevolgd door ds. (nu professor) D. Deddens, die hier 5½ jaar was. Daarna kwam ds. M. K. Drost, die bijna vier jaar de gemeente diende. Ds. H. J. de Vries was hier amper vier jaar en vertrok naar een ‘noodgebied’, zoals Noord Holland toen mocht heten, door een beroep aan te nemen naar Amsterdam.
Tragisch kort was hier ds. A. C. Haitsma. Hij was bezig zich hier een goede plaats te verwerven toen de HERE na acht maanden, op 30 okt 1971, aan zijn dienst hier beneden een einde maakte. Zijn weduwe, zr. Haitsma-van der Heide, deed er goed aan onder ons te blijven wonen, zoals ze dat 30 jaar lang mocht doen. Op de hoge leeftijd van 92 jaar heeft de HERE haar op 20 maart 2001 tot Zich genomen.
Ds. R. te Velde, gekomen in mei 1973, ontpopte zich hier als een echte, hoewel protestantse, ‘bouwpastoor’. In zijn tijd ontstond het nieuwe gedeelte van onze bijgebouwen, dat de voor Mariënberg historische naam ‘de Uythof’ heeft gekregen. Toen de onvermijdelijke ‘leeuwen en beren’ waren gepasseerd, is de zaak in ‘eigen werk’ in 15 maanden neergezet. In grote saamhorigheid is er aan gewerkt en we zijn overtuigd dat de beleving van de gemeenschap der heiligen er zeer door bevorderd is. Ds. te Velde heeft na de ingebruikneming op 30 aug 1975 nog een paar jaar de zegen van de geschapen ruimte mogen smaken, voor hij in 1977 naar Dordrecht vertrok.
Een jaar later werd hij opgevolgd door ds. S.S. Cnossen, een niet meer zo jonge predikant, die hier toch ruim zeven jaren heeft mogen werken.
Ook ds. Cnossen ontpopte zich als een gereformeerde bouwpastoor.
Na zorgvuldige voorbereiding werd in het winterseizoen 1982/83 de kerk uitge­breid met ruim 200 zitplaatsen. Deze uitbreiding was nodig omdat een deel van de gemeente al een aantal jaren genoodzaakt was om - bij toerbeurt - de kerk­diensten te volgen op een TV-monitor in een van de zalen van "de Uythof" Bij deze gelegenheid werd ook het interieur van de kerk geheel vernieuwd, en het is een vreugde om in deze kerk ons te mogen scharen rond de preekstoel om te luisteren naar de verkondiging van het oude en toch iedere keer weer nieuwe Woord.
Ds. Cnossen ging in juni 1985 op 66-jarige leeftijd met emeritaat. Hij ging met zijn vrouw wonen in Drachten, waar hij van 1947 tot 1954 als herder en leraar heeft mogen werken. Van daaruit heeft hij ons in de langdurige vacaturetijd nog menige dienst kunnen bewijzen, waarvoor wij hem zeer erkentelijk zijn.
Op 25 september 1993 trof hem persoonlijk een zware slag toen, daags nadat ze 50 jaar getrouwd waren, zijn vrouw door de Here uit dit leven werd weggenomen.
Na een vacaturetijd van twee jaar en 11 maanden mocht op 15 mei 1988 ds. H. K. Bouwkamp zijn intrede doen in onze gemeente, na in de morgendienst bevestigd te zijn door ds. S.S. Cnossen. Een zo langdurige vacature was hier nog niet eerder voorgekomen.
Toen ds. Bouwkamp in de herfst van 1987 het beroep naar onze gemeente aannam, was de bouwcommissie juist begonnen met het voorbereiden van een plan tot renovatie van de pastorie. Het totale werk omvatte niet alleen een opknapbeurt en een modernisering van de inrichting, maar ook een uitbreiding van de bovenste verdieping met een aantal kamers.

 

 

 

bordje

uijthof